-
1 zwak
I.schwachII.het [voorliefde]Faible n [geh.]III.het [voorliefde]Schwäche f [Vorliebe]IV.het [voorliefde]Vorliebe fV.het [zwak punt]Schwäche f [Schwachstelle]VI.het [zwak punt]schwache Seite fVII.het [zwak punt]schwache Stelle fVIII.het [zwak punt]schwacher Punkt mIX.het [zwak punt]Schwachpunkt mX.het [zwak punt]Schwachstelle fXI.het [zwak punt]wunder Punkt m [fig.] -
2 zwak
zwak1〈 het〉♦voorbeelden:1 iemand in zijn zwak tasten • prendre qn. par son point faible2 een zwak voor iemand of iets hebben • avoir un faible pour qn. ou qc.————————zwak2♦voorbeelden:een zwakke helling • une pente douceeen zwak karakter • un caractère faibleeen zwakke maag hebben • avoir l'estomac délicatin een zwak ogenblik • dans un moment de faiblessehet zwakke punt in een betoog • le point faible d'une argumentationzwak maken • affaiblirzwak worden • s'affaiblirzwak zijn in iets • être faible en qc.de zieke is nog zwak op zijn benen • le malade est encore faible sur ses jambes -
3 zwak
zwak1〈 het〉♦voorbeelden:een zwak voor iemand hebben • have a soft spot for someone————————zwak29 [niet talrijk] weak♦voorbeelden:bijzonder zwak staan • not have a leg to stand onzwakke ogen • weak/poor eyeseen zwakke stijl • a poor/bad stylezwak zijn in iets • be bad/poor at something, be weak in somethingin een zwak ogenblik • in a weak moment7 een zwak zuur • a weak/diluted acidde markt sloot zwak • the market closed weaklyII 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [taalkunde] weak♦voorbeelden:1 zwak werkwoord • weak/regular verb -
4 zwak
слабый; слабохарактерный; слабость; слабая сторона;) хилый; чахлый, тщедушный; дряхлый; плохой, больной; хрупкий, некрепкий; тусклый; неудачный; жидкий; неконвертируемый; я слаб глазами; хилятина; слабинка; слабина; у него невыгодная позиция; стать хилым (тщедушным); хилеть; утихать затихать; тухнуть гаснуть; недостаток* * *1. bn2. o -kende zíeke is nog zwak — больной ещё слаб
слабость жeen zwak voor iem., iets hébben — иметь слабость к кому-л., чему-л.
* * *прил.общ. щуплый, слабохарактерный, слабый, слабость, слабая сторона -
5 soft spot
zwak punt -
6 weak point
zwak punt -
7 weak spot
zwak punt -
8 foible
-
9 weakness
-
10 faible
faible1 [febl]〈m.〉3 zwak ⇒ voorkeur, voorliefde♦voorbeelden:les économiquement faibles • de minder draagkrachtigenavoir un faible pour qn., qc. • een zwak voor iemand, iets hebben————————faible2 [febl]1 zwak ⇒ slap, krachteloos, flauw♦voorbeelden:1 c'est un esprit faible • hij, zij heeft geen helder verstandse sentir les jambes faibles • zich slap in de benen voelenpoint faible • zwak puntvent faible à modéré • zwakke tot matige windavoir la vue faible • slechte ogen hebben→ espritteneur faible en or • laag goudgehalte1. m1) zwakke(re)2) slappeling3) voorliefde2. adj1) zwak, slap2) gering, onbeduidend -
11 Seite
Seite〈v.; Seite, Seiten〉1 kant, zijde ⇒ zijkant, (zij)vlak2 bladzijde, pagina♦voorbeelden:auf der einen Seite …, auf der anderen Seite … • enerzijds …, anderzijds …die hintere, innere Seite • de achter-, binnenkantetwas an der Seite tragen • iets opzij dragenauf, zu beiden Seiten von • aan weerszijden, weerskanten vanetwas auf die Seite schaffen • (a) iets opzijleggen; (b) iets in veiligheid brengen • (c) iets achteroverdrukken; (d) iets uit de weg ruimenauf die, zur Seite gehen, rücken, treten • aan de kant gaan, opzijgaan (staan)jemanden auf die, zur Seite nehmen • iemand terzijde nemen〈 figuurlijk〉 sich 〈 3e naamval〉 etwas nach allen Seiten hin überlegen • iets lang en breed overwegenzur Seite blicken • opzij kijkenetwas zur Seite legen • iets terzijde, opzijleggen〈 figuurlijk〉 etwas zur Seite schieben • iets terzijde schuiven, opzijzetten〈 figuurlijk〉 jemanden jemandem an die Seite stellen • iemand naast iemand plaatsen, zetten, iemand met iemand vergelijkenvon zuverlässiger Seite • uit betrouwbare bronvon (gut) unterrichteter Seite • van welingelichte zijdeauf Seiten, aufseiten der Regierung stehen • aan de kant van de regering staanjemanden auf seine Seite bringen, ziehen • iemand voor zich winnenauf jemandes Seite 〈 2e naamval〉 stehen • aan iemands kant, achter iemand staanvon Seiten, vonseiten der Eltern • van de kant van de ouderszur anderen Seite übergehen • overlopenzur stärkeren Seite übergehen • de sterkste partij kiezen -
12 Schwäche
Schwäche〈v.; Schwäche, Schwächen〉1 zwakte, zwakheid ⇒ slapte, krachteloos-, slapheid2 〈 figuurlijk〉zwak punt, gebrek ⇒ tekortkoming, fout♦voorbeelden: -
13 hole
n. gat; hol--------v. gaten makenhole1[ hool] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:5 in a hole • in het nauw, in de knel→ square square/————————hole2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 een gat/opening maken in ⇒ doorboren2 in een gat plaatsen/slaan 〈 bijvoorbeeld bal〉 -
14 underbelly
-
15 blind side
onbeschermde kant,zwak punt -
16 point faible
point faible -
17 Achillesferse
-
18 Angriffsfläche
-
19 Angriffspunkt
Angriffspunkt〈m.〉♦voorbeelden: -
20 Rechnen ist seine schwache Seite
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Rechnen ist seine schwache Seite
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Mund — 1. A Müs as iar sat üsh a Uugan. (Nordfries.) – Johansen, 58. Der Mund ist früher satt als die Augen. 2. Alles im Munde, in den Händen nichts. Frz.: Il a dit cela de bouche, mais le coeur n y touche. – Il ne dit ou promet que des lèvres. 3. Als… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon